Geschreven door Jacob Melissen
Een verantwoording waarom de Endurance sport met paarden ten opzichte van het paard nog steeds een volledig te accepteren discipline is binnen de kaders van welzijn en welbevinden van het paard.
Deel 3 - De aanleiding tot de 'raid' Brussel - Oostende
In 2013 verscheen het boekje “Een leven te Paard”. Het was een bundeling van een vijftal publicaties in “Hoetwas” het kwartaalblad van de Historische Vereniging Leersum en geschreven door Cornelie Petter en Herman Schuitema. Het is een uitermate boeiend boekje waaraan wij in het onderstaande veel aan hebben ontleend.
Jonkheer Johan (Jan) Willem Godin de Beaufort werd op 13 juni 1877 te Utrecht geboren. Zijn vader Karel Antonie (16-01-1850 – 7-04-1921) was een conservatieve antirevolutionair. Hij had rechten gestudeerd en was daarin gepromoveerd. Voor hij lid werd van de Tweede Kamer was hij hoogheemraad, Statenlid in de provincie Utrecht en gemeenteraadslid in Utrecht. In 1888 werd hij minister van Financiën in het kabinet Mackay. Volgens Wikipedia gaf hij geen blijk van grote werklust en bracht hij geen belangrijke financiële wetgeving tot stand. Na zijn ministerschap werd hij lid van de Eerste Kamer van 1893 tot 1910 als vrij antirevolutionair. Deze partij bestond van 1898 tot 1903. De VAR streefde naar handhaving en uitvoering van de antirevolutionaire of christelijk-historische beginselen. Zij had een overwegend conservatief en anti-rooms karakter. Kiesrechtuitbreiding en verregaande bemoeienis van de overheid op sociaaleconomisch gebied werden afgewezen.
De partij kende grote zelfstandigheid toe aan de afzonderlijke plaatselijke kiesverenigingen, kende een strikte scheiding tussen Kamerfractie en partij, en was vóór vrijheid van handelen van haar Kamerleden: Kamerleden dienden zonder stemdwang te kunnen stemmen. Het kader van de VAR werd gevormd door adellijke personen, die over het algemeen zeer vermogend waren. Belangrijkste voorman van de VAR was Jhr. A.F. de Savorin Lohman en verder waren J.E.N. Baron Schimmelpennick van der Oye , W.K.F.P. graaf van Bylandt en B.J.L. baron de Geer van Jutphaas leidende figuren. In 1903 ging de VAR samen met de Christelijk Historische Kiezersbond en werd de naam veranderd in Christelijk Historische Partij die in 1908 fuseerde met de Friese bond waaruit de Christelijk Historische Unie ontstond die in 1989 met de ARP en de KVP fuseerde tot het CDA.

Carel Godin
Bron foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Carel_Godin_de_Beaufort
Jonkheer Karel Antonie Godin de Beaufort was ook de grootvader van Carel Pieter Antoni Jan Hubertus (Carel) Godin de Beaufort (Maarsbergen 10-04-1934 – 2-08-1964 Keulen). Carel Godin was de eerste Nederlander die in 1962 punten wist te pakken in de strijd om het wereldkampioenschap van de formule 1. Godin de Beaufort ging van start in 31 F1 GP wedstrijden en werd daarin viermaal zesde. Nederland (Zandvoort), 1962, Frankrijk (Rouen les Essarts) 1962, België (Spa-Francorchamps) 1963 en USA (Watkins Glens) 1963. In 1964 verongelukte Carel Godin de Beaufort op de Duitse Nūrburgring tijdens de training voor de Grand Prix van Duitsland. Drie dagen na de crash met een Porsche 718 overleed de man die oom tegen Jonkheer Johan (Jan) Willem Godin de Beaufort moest zeggen in een ziekenhuis in Keulen. Vader Karel Antonie had voor Jan-Willem een militaire carrière in gedachten en na de lagere school in Utrecht, ging deze dan ook naar de cadettenschool in Alkmaar. Naast alle normale vakken werd er veel aan exercitie en lichamelijke oefening gedaan. Schermen op de sabel werd Jan Willems zeer geliefde sport. Na Alkmaar volgde de opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Hier studeerde hij met weinig vreugde, maar het theoretisch onderwijs in alles wat met paarden te maken had kreeg zijn volle aandacht. Veel plezier beleefde hij aan de praktische oefening in het paardrijden en ook aan het schermen op de sabel. In Nederland bestond tegen het einde van de 19e eeuw bitter weinig belangstelling voor sport. De opleiding aan de KMA omvatte dan ook alleen rijtechniek; veel exerceren in stap en draf en ’s winters oefenen in de manege. Sport werd in die tijd niet in overeenstemming geacht met de militaire waardigheid.
Jan-Willem en zijn paard Mascotte
Bron foto: https://www.militaireruitersport.nl/newsflash/newsflash.php?id=543
In 1899 sloot Jan-Willem zijn studie in Breda af en werd hij benoemd tot 2e luitenant. Hoe blij hij was, blijkt uit het verhaal dat hij de leerboeken (met uitzondering van die der paardenleer) vanuit een raam in de poort van de academie op de hoofden van de docenten smeet. Zijn eerste garnizoensplaats werd Deventer, waar hij het geluk had te dienen onder ritmeester A.J.P. Metelerkamp van Bronkhorst (1856-1920), een groot ruiter en sportfanaat. Deze nam deel aan rennen, organiseerde jachten en wekte vooral enthousiasme voor de ruitersport bij zijn jonge officieren. Vanuit Deventer bestond ook de mogelijkheid te jagen bij de Koninklijke Veluwse Jachtvereniging. Mede door de stimulerende invloed van Metelerkamp werd Jan-Willem een zeer geoefend ruiter en toen hij in 1902 hoorde van de langeafstandsrit die in dat zelfde jaar in België gehouden zou worden, besloot hij hieraan deel te nemen. Hij kocht vijf weken voor de ‘raid’ speciaal hiervoor de zesjarige merrie Mascotte. Er was weinig tijd om samen te trainen. Gelukkig bleek het een zeer goed opgeleid paard waar hij veel vertrouwen in kreeg. Het was dan ook deze Mascotte waarmee hij in 1902 de zeer zware afstandsrit Brussel – Oostende reed en in 1903 zijn tocht van Amsterdam naar Wenen zou voltooien.
De ‘Raid’ van Brussel naar Oostende
Bron foto: http://www.retroscoop.com/amusement.php?artikel=275
‘De ‘raid’ Brussel – Oostende, waaraan werd deelgenomen door cavalerieofficieren van de verschillende Europese legers, ging over een parcours van 132 km.
Een zestigtal deelnemers, waaronder een groot aantal officieren van het Franse leger, stond opgesteld. Volgens het programma moest het vertrek tussen zeven en acht uur plaatsvinden vanuit Molenbeek-Saint Jean, een van de voorsteden van Brussel, en de aankomst in Oostende tussen één en vijf uur.’ Dat toch niet iedereen tevreden was met de gang van zaken tijdens deze zeer zware tocht blijkt onder andere uit een rapport van de Belgische dierenbescherming: Quelques documents relatifs au raid militaire Bruxelles-Ostende du 27 août 1902. – s.l. : Sociétées protectrices des animaux de Belgique, 1902. Tijdens de rit, die later bekend zou staan als de dodenrit, vielen er vele slachtoffers onder de paarden.
De aanleiding tot de 'raid' van 132km
De ‘Raid’ van Brussel naar Oostende
Bron foto: https://www.deplate.be/trefwoorden/raid-militaire-international-bruxelles-ostende-paardensport
We moeten ons nu eerst verplaatsen in de militaire gedachtewereld van de eerste jaren van de 20ste eeuw. Men beschikte al over telegrafie en telefonie voor een snelle berichtenwisseling, maar deze verbindingen gingen via een draad en die is gemakkelijk te saboteren. Men moest dus ook nog steeds kunnen vertrouwen op een verbindingsofficier te paard. Daarbij zijn snelheid en uithoudingsvermogen van evident belang. Generaal De Rosenberg laat zich hierover als volgt uit: ‘Omdat wij niet voortdurend in oorlog zijn, zijn onze manoeuvres en onze exercities niet voldoende voor onze officieren; in vredestijd dienen we een compensatie te vinden voor het gebruik van onze paarden: dit kan gevonden worden in de jacht achter de meute [waarbij de ruiter een ‘meute’ jachthonden volgt] en in de races [steeplechase en vlakke baan races]. In de tweede helft van de 19e eeuw werden dan ook lange ritten gemaakt en beschreven. Aan de hand van deze gegevens kon een gemiddelde snelheid worden vastgesteld van 25 km/uur over een afstand van 25 km, afnemend tot 15 km/ uur over een afstand van 100 km; voorbij deze afstand nam de gemiddelde snelheid nog verder af. Voor de deelnemers aan de raid Brussel–Oostende waren deze gegevens de norm – tot er bericht kwam van een nieuw record. In april 1902 werd er in Zweden een wedstrijd gehouden over twee verschillende parcoursen die op eenzelfde punt eindigden; de ene 100 km, de andere 110 km, de ruiters en de paarden van ongeveer gelijke sterkte. De Zweedse luitenant Carl Silfverswärd legde de 100 km af in 4 uur 20 min. – en op dat record hebben de deelnemers aan de raid zich blind gestaard, zonder zich te verdiepen in de resultaten op de 110 km. Die afstand werd door de twee eersten afgelegd in 5 uur 15 resp. 6 uur 24. Hekkensluiter van deze groep had voor de laatste 15 kilometer 2 uur 30 nodig gehad. Dit verzuim is van grote invloed geweest op de wedstrijd van 27 augustus van hetzelfde jaar.
Niemand had rekening gehouden met het verloop van de snelheidscurve: boven de 100 km liep de gemiddelde snelheid sterk terug.
Het doel van de raid was, in zo kort mogelijke tijd een afstand van 132 km over de weg af te leggen om zo gegevens te verkrijgen voor training van man en paard, over beslag, harnachement [paardentuig], voeding en hygiëne onderweg, over de afwisseling van gangen en over de rustpauzes. Een groot deel van de deelnemers aan de raid had zich vastgeklampt aan het record van Silfverswärd. Men meende dat de snelheid van 23 km per uur – behaald op de 100 km door een tot dan onbekende officier op een paard zonder enige reputatie – zeker ook op 132 km bereikt kon worden op uitgelezen paarden die speciaal voor de raid waren getraind. Niemand had rekening gehouden met het verloop van de snelheidscurve: boven de 100 km liep de gemiddelde snelheid sterk terug. Een van de 46 Belgische officieren zette in op het volgende schema: 1 uur om aan te komen bij de 1e controle (Aalst, 24½ km), 2½ uur bij de 2e controle (Zingem, 59 km) en 4½ uur bij de 3e controle (Koolskamp, 100 km). Als daarna zijn paard hetzelfde tempo zou behouden, zou hij in 5 uur 35 in Oostende aankomen. Om met dit schema te concurreren moest men vanaf de start een gemiddelde snelheid van 24½ km/uur aanhouden.
Volgende week zaterdag in het laatste deel van “De geschiedenis van de Endurance Sport”, geschreven door Jacob Melissen, lees je meer over de ervaringen van ruiters tijdens de ‘raid’ van Brussel naar Oostende.